DE BALDWIN-BRIEVEN (deel 3)
In 1881 emigreerden de klompenmaker Jan Hendrik Somsen (1850-1929) en zijn vrouw Janna Hendrika Rauwerdink (1856-1943) met 3 kinderen naar Baldwin, WI. In 1918 begon een nieuwsgierige 23-jarige neef, Johannes Theodorus Somsen (1894-1967), brieven aan zijn oom en tante in Baldwin te sturen. Wat hij schreef weten wij niet, want die brieven zijn tot dusverre spoorloos. Wel zijn de brieven uit Baldwin bewaard gebleven. Uit die brieven maakte ik een selectie van de meest interessante passages, die in Somsen Horizon zijn en zullen worden gepubliceerd.
In het land der levenden
In de periode 1918-1920 werd er flink gecorrespondeerd. Daarna wordt het lange tijd stil, totdat de 73-jarige Janna Somsen-Rauwerdink op 10 februari 1930 opnieuw de kroontjespen ter hand neemt en een lange brief van maar liefst zes kantjes schrijft aan haar ‘tante-zeggende’ neef.
Eigenlijk dacht ze dat haar neef niet meer in het land der levenden verkeerde. Lees maar mee en bedenk, dat Janna slechts één komma gebruikte en alle woorden en zinnen direct achter elkaar schreef:
Geliefde Neef
heden zet ik mij
neder om uw een weinig berig te zenden
en laten uw weten
dat wij allen door s Heeren goedheid
noch wel en gezond
zijn,
en hebben hetzelfde
uit uwen van den 1 December hetzelfde gezien
wat ons zeer
verblijde
eenen Jan Bosman
die kwam hier uit Nederland
hij was smit van
beroep drie of vier jaar geleden
en hij zeide hij
kende uw goed of hij had uw goed gekent
maar gij waart niet
meer in het land der levende
en doe wij geen
berich van uw meer ontvingen
doe dachten wij als
het waarheid was
gij was het die het
meeste schreef
en toen uw Oom
overleden was doe heb ik de brief gerich aan Berndt Somsen
wij wisten niet wat
wij er van denken moesten
maar het is tot
onze blijdschap niet waar geweest
Ook ikzelf sluit mij graag aan bij de blijdschap van Janna, want als mijn vader toen al niet meer in het land der levenden verbleef, wie zou dan wèl mijn vader zijn geworden?!
Maar Janna heeft nog veel meer te vertellen. Ze schreef al dat haar man kort daarvoor in 1929 was overleden.
Omdat ze niet wist of haar neef Johan nog leefde, had ze het bericht van overlijden maar toegezonden aan een andere neef Bernard Johan Somsen [356], die ook in Arnhem woonde. Bernard had haar al eens eerder geschreven en bovendien was Bernard’s jong gestorven vader, Gerrit Willem (1856-1884), een broer van haar overleden man, de emigrant Jan Hendrik Somsen.
Bernard J. Somsen (1883-1952), Arnhem ca.
1935
Als een lamp
zonder olie
Janna vervolgt haar brief met een uitgebreide beschrijving van het langdurige ziekbed, dat vooraf ging aan het overlijden van de 78-jarige Jan Hendrik:
gij vraag van uw
Oom zijn sterven
hij is in vrede
gestrofven
geloovende en
vertrouwen door het zoenbloed van Jezus
dat was zijn hoop
hij heeft een lang
ziekbed gehad
eers in de
voorzomer kreeg hij verlamming in de gevrigten
in de handen eers
de docter die gaf
het ook een naam
hij zeide voort
daar was geen baat voor
hij had niets geen
mach meer in de handen
in September
moesten wij hem al voeren gelijk een kind
en daarna ging het
ook na de beenen
eers in de enkels
en doe in de kniejen
doe kon hij niet
meer gaan als wij met ons tweeen hem ondersteunen
hij was meestijd te
bed
hij leet ook aan verval
van krachten
de laatste 12 dagen
is hij niet meer van bed geweest
zijn hart werd zoo
wiek dat heeft ook zijn dood veroorzaak
het was als een
lamp daar de olie was uit
en hij wou niet
meer
dat was ook waar
hij naar verlande
hij had geen pijn
maar het was hart om te liggen dag in dag uit
hij kon zich geen
duim verleggen
hij moes pal op de
rug liggen
maar hij was
overgeduldig
hij was anders noch
kort van droad maar dat was alle vervallen
de Domenie kwam
alle week om uw Oom te
bezoeken
hij kon goed met
hem praten
Janna Rauwerdink bij het graf van haar man,
samen met enkele dochters,
Baldwin 1934
l-r: Jennie [335], Dina [337], Janna [309]
en Ella [339]
acht van de
kinderen stonden rond zijn sponde
en de zes oudsten
jongens hebben hem grafwaard gedragen
nu heb ik uw
verslag gedaan zoo goed als ik kan,
uw Oom is goed voor
mij geweest
bij testemend kan
ik alles houden zoolang als ik leeft
Twee anekdotes over de emigrant Jan Hendrik Somsen (1850-1929) [308]
verteld door Russell Wernlund
[3859] op 7 augustus 1999 in Baldwin. USA.
Jan Hendrik hield niet van bananen. Op een keer maakten zijn dochters een toetje dat hij heel lekker vond. Toen hij vroeg wat het was vertelden zij hem, dat er bananen in verwerkt waren.
Daarop ging hij naar buiten en stak zijn vingers achter in zijn keel…
§
Tijdens het
drinken van koffie werd de luier van één van Jan Hendrik’s kinderen verschoond.
Het knaapje maakte van de gelegenheid gebruik om met een mooie boog te plassen
waardoor enkele druppels terecht kwamen in de koffie van Jan Hendrik. Hij zei
toen: ‘A little bit of pee won’t hurt the
coffee’ , (Een beetje pies maakt mijn koffie niet vies.), waar na hij onverstoorbaar zijn koffie
opdronk.
§